Carnaval in Twente

Trouwringen versmolten

Uitnodiging. Van de liefste vriendinnen van vroeger. Om te feesten. Juist tijdens carnaval. En ik ga. Naar het feest dat ooit samenviel met jouw dood. Waardoor ik er voorgoed afscheid van nam. Zoals ik later na de dood van papa ook voorgoed afscheid nam van het Twente van mijn jeugd. Dacht ik. Confronterend was het. Geen ouderlijk huis meer. Nooit meer thuiskomen.

En dan het dorp inrijden, vertrouwde plekken zien. Het huis. Het buurhuis. De zo vertrouwde gebaren van mensen die ik kan lezen al zag ik ze zo lang niet. Gesprekken die verder gaan dan de oppervlakte van mijn geheugen.

Ik dacht vaak dat ik mijn zoete jeugdherinneringen veilig verstoppen moest in foto’s, in gesprekken, in huilbuien, in notities, in herinneringen, in rituelen, in rust. Een papiertje erom heen, in een doosje doen en diep wegstoppen. Vooral niet daar openmaken maar hier, ver van daar, beschouwen. De confrontatie niet opzoeken. Het is goed zoals het was, en wat niet goed was, is nu wel weer geheeld. Klaar. Volgende hoofdstuk.

Maar op de plek waar het geluk ooit versplinterde. Waar we elkaar en het leven moesten loslaten en ik mijn basis. Voel ik het. Er is heel veel verdwenen maar er is nog veel meer over. En ik laat het toe. Zoals ik ook deze mooie vrouwen toelaat en al onze herinneringen, het verdriet maar vooral: de lust for life.

We eten en praten vurig. ‘Hadden we jou niet beter op moeten vangen, toen?’ Nee, het was goed zoals het was. Jullie waren er. Namen me mee, weg van het verdriet. Wisten jullie veel hoe je iemand op moest vangen met woorden. Gelukkig maar. Jullie keken niet weg. En kijk ons nou eens. Handen die handen vasthouden.

En dan omkleden. En weer dansen, oude vrienden omhelzen.  Handen die me ineens de Weense wals in trekken. Hoe ken ik deze stappen, waar leerde ik zo te zwieren, van wie?

Uren later liggen we met onze jonge zielen plat van het lachen om alles wat mooi is in dit leven. In het kleine bedje in het huis naast mijn geboortehuis lig ik uren wakker. In deze straat werd ik geboren. Keek ik uit op dezelfde eiken. Ik was zo gewenst. Twee ouders en een broer die al stonden stonden te juichen bij de finish, na de zware bevalling. Ik mocht er zijn.

De vrouw die ik vanaf mijn geboorte ken, neemt me mee naar haar moeder, de liefste buurvrouw van de wereld. Die er altijd was en wist wat ik nodig had. Ruimte. Soep. Puzzelen. Yahtzeeën. Een plek waar niemand vragen stelde.

Zij pakt mijn boek van haar salontafeltje, met er in het interview met mij uit de Twentse krant. “Ik volg je altijd. ” En dan de hand die mijn hand vastpakt. “Weet je nog. Toen je examen deed. Zonder je moeder. En op een nacht zat zij ineens op mijn bed. Jouw mama. Ze zei: ‘Wil je een kaarsje aansteken, want Daniëlle moet examen doen. ‘ En toen was ze weer weg. Ik kon de hele nacht niet slapen. En de volgende ochtend kwam jij vragen of ik een kaarsje aan wilde steken. Je moest examen doen. En dat wist ik al. Van mama.” Ik slik. Zij ook. We knijpen in elkaars armen en wangen.

Even later sta ik voor het graf. Jullie sterfdata in mijn geheugen gebeiteld. 16 februari 1983 en 25 december 2000. Ik kom hier niet graag. De wind die je hier altijd te pakken neemt.  En waar ik jullie ook voel, nooit hier. Maar nu in de zon warmte. Juist hier. Ik weet en ik voel. Alles wat er was is er nog steeds. Er is zoveel doorgegeven. Het vermogen om lief te hebben. Om overeind te blijven. Om vriendschappen te koesteren en van een nieuwe glans te voorzien.

Terug naar het westen, wandelen, praten over vroeger en over hoe alles toch zo vertrouwd voelt daar in het oosten. Hoe jullie nog aanwezig zijn in de levens van de mensen die ons zo lief zijn. Hoe ik jou daardoor telkens weer terugvind en meeneem in mijn leven. Me nu meer Tukker voel dan ooit tevoren. En dat hoor je ook.

Hier in huis raak ik op jouw sterfdag de stoffelijke getuigen aan van jullie liefde en leven. Trouwfoto’s, trouwringen die met elkaar versmolten zijn. Trouwservies waarvan ook wij zo graag eten. Maria, moeder met haar kind. De spullen getuigen van je aanwezigheid hier, bewijzen je bestaan.

Je bent aanwezig in je afwezigheid. Ik mis je, maar je bent dichterbij dan ooit.  Net als Twente. Een deel van mij hoort daar, is van daar. En nu weet ik: ik mag er zijn, ik mag er heel hard lachen en feesten, ik ben niet meer te gast en ik ben vooral welkom.

En ik ben er altijd Daniëlle gebleven.

 

 

Over Daan Westerink 515 Artikelen
pedagoog (MEd), rouwdeskundige, docent en onderwijsontwikkelaar, publicist, mediator, trainer en social media expert.

1 Reactie

  1. Dit verhaal, het is niet mijn verhaal, maar het raakt precies waar het om gaat. Onaanvaardbaarheid, gemis wat niet voorbij gaat.
    Maar ook dat het leven door gaat, dat je mag omzien in gemis en verdriet maar dat er nog veel te genieten valt!

    Dank je wel!

    José

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.




WordPress Anti-Spam door WP-SpamShield