Het is bijna een jaar geleden dat vlucht MH17 boven de Oekraïne werd neergeschoten. Bij deze ramp op 17 juli 2014 kwamen 298 mensen om het leven, waaronder 196 Nederlanders. Zij lieten duizenden nabestaanden achter. Familieleden, vrienden, collega’s, buren.
Onder de nabestaanden bevinden zich ook veel jongeren. Zij stonden nog maar net op eigen benen toen het vliegtuig met hun vader, moeder, broer, zus, tante, oom, neef, nicht of grootouder neer werd gehaald. Dat wierp ze in een keer terug op hun wankele benen. Dat is erg zwaar. Dat het hierbij niet gaat om een gewoon overlijden, maar om een aanslag, maakt het leren omgaan met dit verlies nog een stuk lastiger.
In hun verdriet worden alle directe nabestaanden bijgestaan door mensen van het Informatie en Verwijs Centrum (IVC) Vliegramp Oekraïne. Dit centrum is een samenwerkingsverband tussen Slachtofferhulp, Impact, rijksoverheid, de politie en het Openbaar Ministerie. Alle nabestaanden kregen de vraag: waar heb je behoefte aan?
De rouw bij volwassenen is veel zichtbaarder dan die bij kinderen en jongeren. Waar volwassenen vaak woorden zoeken en elkaar en de media vinden, trekken veel jongeren zich juist terug. In hun eigen kamer of bij hun vrienden, waar ze vaak helemaal niet over het verlies willen praten. Dat komt er vaak pas veel later uit. En daardoor lijkt het alsof deze jongeren niet rouwen en is er maar weinig aandacht voor de impact van de ramp op jonge mensen.
Slachtofferhulp Nederland en Stichting Impact maakten zich zorgen om de jongeren en besloten toen zelf een lotgenotengroep op te richten. Ze vroegen of ik de eerste groep wilde begeleiden. Voor jongeren van 18 tot 30 jaar. Dat wilde ik graag doen en ik vroeg Mariken Spuij van Universiteit Utrecht als co-begeleider. De afgelopen maanden hebben we deze dappere jongens en meiden heel goed leren kennen. En zij vooral elkaar.
Dat ze ongeveer dezelfde leeftijd hebben, in dezelfde levensfase zitten en allemaal een dierbare of dierbaren verloren bij de vliegramp MH17, maakte dat ze al snel een hechte band hadden. Ze verloren een broer, zus, (schoon)ouders of andere dierbaren, maar bovenal de vaste basis in hun bestaan. Door de gevoelens van angst, verdriet, wanhoop en ook hoop voor de toekomst zo open te delen, was er veel herkenning. En ze gaven elkaar erkenning.
Dat het niet gek is bijvoorbeeld dat je er de ene dag niet over wil praten met collega’s, studiegenoten en vrienden en familie, terwijl je de andere dag het wel uit kunt schreeuwen: is er dan niemand die begrijpt wat ik meemaak?
En ze gaven elkaar erkenning voor intense gevoelens. Hoe boos en machteloos je je voelt als je ineens en op deze manier iemand verliest. Als mensen ongevraagd advies geven en denken te weten wat het beste voor je is.
Maar ook was er aandacht voor het leven weer vastpakken. Hoe fijn de steun uit onverwachte hoek bijvoorbeeld kan zijn, hoe belangrijk het toch ook kan zijn om weer te werken of je studie op te pakken. En hoe belangrijk het is om mensen te kennen die je niets uit hoeft te leggen.
Het programma Radio EenVandaag stond een week lang in het teken van de rouw bij nabestaanden van de vliegramp. Tijdens de uitzending van 3 juli kon je een reportage horen met vier jongeren uit de lotgenotengroep . In de studio praatte ik met presentator Jan Mom over de rouw van deze jongeren. Ik kreeg toestemming om te vertellen dat Mariken en ik hun groep begeleiden. Omdat zij, en dus ook wij, hopen dat andere jonge nabestaanden hierdoor wellicht ook durven te vragen om ondersteuning. Als ze dat nodig hebben.
De eerste vraag die Jan Mom mij stelde was: rouwen jongeren anders dan volwassenen? Het antwoord is nee. Maar ze uiten zich vaak wel anders. Hier kun je het ‘hele’ gesprek en de reportage met Fleur, Annebel, Roxanne en Erik beluisteren.
Dank je wel!
Prachtig en nobel dat je dit hebt gedaan. Erg lovenswaardig.