Jaarlijks verliezen ongeveer 6500 kinderen een ouder. De meeste kinderen lijken over de veerkracht te beschikken om, met steun en hulp vanuit hun omgeving, een dergelijk verlies te kunnen integreren in hun leven. Een kleine minderheid ontwikkelt echter ernstige psychologische problemen waarbij professionele hulp noodzakelijk is.
Verscheurend verlangen
Mariken Spuij, orthopedagoog en klinisch psycholoog bij de Universiteit Utrecht, verdedigt vrijdag 27 juni haar proefschrift waarin ze aantoont dat een klein deel van rouwende kinderen lijdt aan Gecompliceerde Rouw: een verscheurend verlangen naar de overledene. Spuij: “Ze lopen dusdanig vast in de verliesverwerking dat professionele hulp noodzakelijk is.” Om te achterhalen of deze hevige vorm van rouwen ook bij minderjarigen kan voorkomen, ontwikkelde Spuij een vragenlijst om Gecompliceerde Rouw te kunnen meten bij kinderen en jeugdigen. De vragenlijst bood Spuij vervolgens mogelijkheden om een adequaat hulpaanbod te ontwerpen voor kinderen met rouwklachten.
“Informatie die een ouder geeft omtrent het welzijn van hun kind kan, zonder dat ze het zelf weten, onbetrouwbaar zijn”, aldus Mariken Spuij.
Vraag het kind
Volgens Spuij is een vragenlijst specifiek gericht op het bevragen van het rouwende kind van het allergrootste belang. “Die bestond echter nog niet”, geeft de Utrechtse orthopedagoog aan. Wel bestaan er vragenlijsten voor ouders die een inschatting geven van de mate waarin kinderen probleemgedrag vertonen. “Maar informatie die een ouder geeft omtrent het welzijn van hun kind kan, zonder dat ze het zelf weten, onbetrouwbaar zijn.”
Zwijgzame zoon
Dat een ouder een onbetrouwbare informant kan zijn, blijkt uit het voorbeeld van een jongen die niet over zijn overleden moeder praat met zijn vader en niet mee wil naar haar graf. “De vader kan dan aannemen dat het zijn zoon niet zo dwarszit. Maar in dit geval bleek dat de zoon zijn vader niet verdrietig wilde maken en dat hij zijn eigen pijn en verdriet zoveel mogelijk probeerde weg te stoppen door met andere dingen bezig te zijn.” De vragenlijst die Spuij ontwikkelde kan professionals helpen om kinderen te ‘bevragen’ over hun verliesverwerking. Zodoende kunnen zij snel een inschatting maken óf en in hoeverre er sprake is van een stagnerende verliesverwerking.
Geen depressie
Spuij wijst er op dat Gecompliceerde Rouw iets anders is dan bijvoorbeeld een depressie, of een posttraumatische stressstoornis (PTSS). “Bij een depressie staat somberte centraal, bij PTSS angst. Kinderen met Gecompliceerde Rouw ervaren iets anders: zij lijden aan een verscheurend verlangen naar hun dierbare.” Als een ouder overlijdt kan een kind bijna fysieke pijn ervaren.
RouwHulp
Om kinderen die lijden aan de gevolgen van een ingrijpend verlies te helpen, heeft Spuij een behandeling ontwikkeld: RouwHulp. Deze is geënt op effectieve elementen uit behandelprogramma’s voor aanverwante problematiek bij kinderen (zoals depressie en PTSS) en een behandelprotocol voor volwassenen met Gecompliceerde Rouw. De eerste uitkomsten van de pilotstudies zijn veelbelovend: symptomen van Gecompliceerde Rouw namen bij deelnemende kinderen af. Met behulp van diverse instellingen in heel Nederland (zoals GGz Lentis, GGz Drenthe en het Ambulatorium van de Universiteit Utrecht) wordt momenteel de effectiviteit van RouwHulp nader onderzocht.
Stellingen over kinderen en rouw
Bij het proefschrift horen deze tien stellingen:
1. Het is belangrijk om kinderen in rouw zelf te bevragen over hoe zij zich voelen na een verlieservaring, hoe zij er mee omgaan en wat zij denken over hoe het hun leven beinvloedt.
2. Kinderen in rouw zijn niet zielig en niet anders dan hun leeftijdgenoten zonder ingrijpende verliezen.
3. Het is zinvol om ouders actief te betrekken bij de behandeling van hun kind dat lijdt aan de gevolgen van een ingrijpend verlies.
4. In iedere cognitief gedragstherapeut schuilt een Sigmund.
5. Er moet nog veel werk verzet worden om de zorg voor de jeugd binnen de nieuwe wettelijke kaders vorm te geven en zo in te richten dat er over een paar jaar niet een enorm rebound-effect ontstaat.
6. In de jaren ’80 was er wel erg veel fout (foute disco, foute kleding, foute getoupeerde permanentjes, foute films) maar het is gebleken dat je ook daar overheen kunt komen.
7. Gemeenteraadsleden krijgen een zware taak met alle nieuwe verantwoordelijkheden die zijn geregeld in de nieuwe Jeugdwet. het is daarom opmerkelijk dat zij in hun verkiezingsprogramma’s niet of nauwelijks aandacht besteedden hoe zij denken deze verantwoordelijkheid vorm te gaan geven.
8. Gemeenteraadsleden krijgen een zware taak met de nieuwe verantwoordelijkheden die zijn geregeld in onder andere de nieuwe Jeugdwet. Het is daarom zeer zorgelijk dat de opkomst voor de Gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014 zo laag was.
9. Er is verband tussen stelling 7 en 8.
10. Als je wilt zeggen wat je denkt, is het belangrijk om niet te vergeten om te denken tijdens het praten. Wat overigens niet betekent dat iedere gedachte moet worden uitgesproken.
Op een paar van deze stellingen vroeg ik Mariken om een reactie. Zie de volgende blogpost.
Mariken Spuij promoveert op 27 juni. Haar proefschrift is te vinden op de website van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Op de dag van haar promotie vindt ook een symposium plaats waaraan Spuij deelneemt. Haar onderzoek sluit nauw aan bij een van de vier strategische onderzoeksthema’s van de Universiteit Utrecht: Dynamics of Youth.
bron: Persvoorlichting Universiteit Utrecht en Proefschrift Prolonged grief in children and adolescents
Laat een reactie achter