Ze is nog jong, midden dertig, en haar gezicht straalt levenskracht uit. Maar eronder ligt verdriet. Om de veel te vroege dood van haar eerste kindje. Haar dochtertje stierf drie jaar geleden, kort na de bevalling. ‘Niet alleen het verlies van mijn kindje  was verwoestend. De manier waarop de arts op ons reageerde, en hoe het ziekenhuis met mijn dochtertje omging, maakte alles nog veel en veel zwaarder.’

Ze doet mee aan een van de workshops tijdens het symposium ter gelegenheid van het dertig jarig bestaan van de Vereniging Ouders van een Overleden Kind (VOOK). Een studiedag voor hulpverleners, maar veel van de mensen die anderen ondersteunen in hun rouwproces, maakten zelf ook een intens verlies mee.

‘De arts zei: en nu gaat uw huwelijk er ook nog aan. Wat vreselijk. Je kind verliezen en dus straks je huwelijk ook nog, want dit is haast niet te dragen met zijn tweetjes.’ Ze vertelt ons, de andere deelnemers aan de workshop, dat het gesprek met de arts voelde als een dubbel verlies. ‘Ik was hier helemaal niet op voorbereid. Dat straks ook nog eens mijn huwelijk zou stranden bracht hij als een feit, en ik voelde de bodem onder me wegslaan.’

Een mythe, zo noemt Íde Wolzak van de VOOK de opmerking van de arts, als zou zestig procent, en sommigen spreken zelfs van tachtig procent, van de ouders uit elkaar gaan na de dood van hun kind. Een regelrechte rouwsluier, en wijdverspreid. Deze mythe is onderuitgehaald in twee onderzoeken, waaruit blijkt dat de meeste ouders van een overleden kind juist vaker bij elkaar blijven dan andere ouders. Maar blijkbaar is het slechte nieuws haast niet uit te roeien.

De arts had eigenlijk helemaal niets voor ons moeten invullen. Hij had er alleen maar moeten zijn. We hadden het al zwaar genoeg’, zegt de blonde vrouw. Als haar gevraagd wordt hoe het verder is gegaan met haar en haar man, lacht ze. ‘We zijn heel verschillend, zo ga ik heel graag naar congressen over rouw en verlies, en lees ik er ieder studieboek over dat ik kan vinden. Mijn man doet dat allemaal niet. En ik laat hem. Net zoals hij mij laat. We hebben het heus heel moeilijk gehad, ja wat wil je: we verloren onze dochter. Maar we hebben het gered. Ik zou dat zo graag aan die arts willen vertellen.’

Als we later koffie drinken, vertelt ze dat er nog meer misging in het ziekenhuis. ‘Degene die de overleden kindjes normaliter de laatste verzorging geeft, was ziek, en dus kregen we een vervanger. Die wist totaal niet hoe hij om moest gaan met ons dochtertje. Hij kon geen kleertjes vinden, en dus gaf hij haar zonder met iemand te overleggen mee in oude doeken, en zo droegen wij haar het ziekenhuis uit.’

Ze staart even voor zich uit. ‘Later zei het ziekenhuis: er is iets misgegaan in het protocol. De vervanger had beter moeten lezen waar hij alles had kunnen vinden. Maar wat heb je aan een protocol als iemand zich niet in kan leven in een ander? Moet je soms in een protocol schrijven: wikkel een kindje niet in een paar oude lappen?’

Later die middag vertel ik haar dat het net lijkt of ze een verhaal vertelt uit een ver, ver verleden. Uit de tijd dat kinderen die tijdens de bevalling overleden, in ongewijde aarde werden begraven, aan de rand van het kerkhof, zonder hun ouders in de buurt. ‘Ja, precies. Mensen denken dat zoiets nu niet meer voorkomt. En daarom ben ik ook hier. Natuurlijk is er een heleboel veranderd, maar we zijn er nog lang niet. Zolang er artsen zijn die door het vertellen van mythes, mensen moedeloos maken, en anderen zich verschuilen achter een protocol, moeten we alert blijven.’ Ik kan het alleen maar grondig met haar eens zijn.

Daan Westerink

Deze column verscheen in Vakblad Uitvaart, november 2011

Over Daan Westerink 515 Artikelen
pedagoog (MEd), rouwdeskundige, docent en onderwijsontwikkelaar, publicist, mediator, trainer en social media expert.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.




WordPress Anti-Spam door WP-SpamShield